Het verhaal is zelfs nog bizarder. De Ier, die in 2016 op 91-jarige leeftijd overleed, deed ook nooit mee aan de andere majors in de Verenigde Staten. Had hij dan zo’n afkeer van alles wat Amerika was? Niet dat wij weten. Volgens de verhalen had O’Connor niet het geld om de oversteek te maken.
Patrick Christopher ‘Christy’ O’Connor (21 december, 1924) werd geboren in Knocknacarra, een buurtschap aan de rand van de stad Galway. De O’Connors waren schapenhouders en de kleine Christopher groeide op in de buurt van een golfbaan, waar hij vanaf zijn tiende levensjaar niet meer was weg te slaan. Zoals zo vele golfers die later beroemd werden, verdiende hij een centje bij als caddie en besteedde hij andere uurtjes aan het oefenen. In 1951 werd hij professional. De European Tour in huidige vorm bestond nog niet en O’Connor speelde veel in het Verenigd Koninkrijk.
Het spel van O'Connor was vroeg in het jaar nog roestig
Het leven van een tourpro in de jaren vijftig was bepaald geen vetpot. De leden van zijn golfclub financierden O’Connors eerste trip naar The Open op Royal Portrush. Er werd £70 opgehaald. Hij eindigde bij zijn debuut als 19de en die prestatie trok al de nodige aandacht. Hij speelde uiteindelijk tussen 1951 en 1979 maar liefst 26 keer The Open, maar won nooit. In 1965 kwam hij er met een tweede plaats nog het dichtstbij. In dat toernooi liet hij grote namen als Jack Nicklaus, Arnold Palmer, Sam Snead en Gary Player ver achter zich. Maar meer confrontaties met die grootheden en meer kansen op het winnen van een major ging hij uit de weg. Hij wuifde twintig uitnodigingen om The Masters te spelen van tafel onder het mom dat hij het zich niet kon veroorloven. Het was het hem niet waard om voor één toernooi de dure oversteek te maken.
Dat leek meer een drogreden, want de leden van zijn club hadden wellicht ook voor die trip wel de portemonnee willen trekken. Niemand kon er echt de vinger leggen op wat de ware reden dan wel was. O’Connor verklaarde ooit wel dat zijn spel vroeg in het jaar nog behoorlijk roestig was.
Christy O'Connor in de Ryder Cup van 1957.
Voor Gary Player was O’Connor wel een ‘natuurtalent’. “Hij was een soort bionic man. Met Sam Snead was hij in die tijd het grootste natuurtalent in golf en hij was ook nog eens de beste golfer aller tijden in slecht weer. Als hij had kunnen putten zoals ik, zou hij minstens tien keer The Open hebben gewonnen.” O’Connor had een gracieuze, ontspannen swing die ook door anderen als ‘natuurlijk’ werd omschreven, maar hijzelf nam dat woord nooit in de mond. Het irriteerde hem, want O’Connor vond dat zijn ritme wél door eindeloos trainen en slijpen was ontstaan. Hij was een trainingsbeest. Als de fairways besneeuwd waren, ging O’Connor naar het strand om ballen van het zand af te slaan. Hij werd mede daardoor een meester in herstelslagen.
O’Connor won uiteindelijk meer dan zestig toernooien, veelal op de Britse PGA Tour. En hij werd Mister Ryder Cup (toen het nog Groot-Brittannië & Ierland tegen de VS was), want de Ier speelde maar liefst in tien opeenvolgende edities mee, een record dat pas in 1997 werd verbroken door Nick Faldo. Daardoor kreeg de Ier ook buiten zijn land en het Verenigd Koninkrijk grote bekendheid. In de tussentijd ‘begroetten’ Christy en echtgenote Mary zes kinderen op de wereld. Zijn twee zoons werden later ook golfprofessionals. In Ierland was O’Connor een hele grote. Hij had de bijnaam ‘Himself’ en het noemen van die naam behoefde op de golfbaan nooit uitleg. Later kreeg Christy O’Connor wel de toevoeging Senior achter zijn naam om hem te kunnen onderscheiden van zijn neefje Christy O’Connor, die ook carrière begon te maken in de golfwereld.
O’Connor was geen extraverte persoonlijkheid. Hij trok zich vaak terug en meed publieke optredens. Zelf weet hij zijn ‘angstaanjagend, gepijnigd en serieus uiterlijk’ aan de intense concentratie op de baan. Soms kreeg hij met andere spelers conflicten over regels. O’Connor had ook de reputatie een enthousiaste drinker te zijn, die weleens in een ruzie verzeild raakte en dan de volgende dag met een blauw oog speelde. Goed speelde. “Ik herinner me hem ook als een man die na het drinken van een halve fles whiskey op de golfbaan nog makkelijk gehakt van je maakte”, vertelde Player ooit.