“Je speelt over een uur, met drie leden”, deelt Connor van de receptie me triomfantelijk mee. Galway Bay Golf Resort ligt er buiten het raam van een nog donker clubhuis druilerig bij. Het is de eerste dag met echt zware regen, en ik had de hoop om met anderen te spelen bijna opgegeven; wie zou er immers zo gek zijn om nu de baan in te gaan? Ik heb nog wat tijd om ballen in te slaan op de range waarvan ik dankbaar gebruikmaak. Ik speel de laatste week slecht, maar vandaag is het pas echt bont. De meeste ballen vliegen vanaf de leading edge op ooghoogte weg, en als ik er een keertje een raak met het clubblad, hoekt hij harder dan Mike Tyson. Dat belooft niet veel goeds…
Bij het clubhuis ontmoet ik mijn speelpartners. Richie komt bij mij in de buggy zitten. De andere wordt gereden door Paddy (rechts op de foto boven) en Collum (midden). Al snel worden de bijnamen gedeeld. Collum is ‘Limerick’. Paddy legt uit: “In Ierland staat Limerick bekend om zijn asociale mensen…” Paddy wordt ‘Plastic Paddy’ genoemd, omdat hij uit Noord-Ierland komt. “Hij is een Brit”, roept Collum over de lege parkeerplaats. Richie houdt zich wat meer op de vlakte, en wordt door de andere twee met rust gelaten.
Limerick, met stoom uit zijn oren, tiert dat ik dan maar terug moet gaan naar mijn eigen land
“Wow, wat ben jij slecht zeg”, hoor ik achter me wanneer ik mijn houten-3 een bosje gorse in top. Limerick heeft besloten dat ik tegen een grapje kan, en maakt er nu een sport van om me van m’n spel te houden. Ik probeer hem zo nu en dan hard terug te pakken. Op de green lacht hij me uit wanneer ik een putt te kort laat, om vervolgens zijn eigen putt bijna van de green af te slaan. “In sommige landen is het verboden om zo hard te lachen, als je vervolgens zo’n putt maakt”, zeg ik tegen hem als hij naast me komt staan. Richie en Paddy rollen van het lachen terwijl ‘Limerick’, met stoom uit zijn oren, tiert dat ik dan maar terug moet gaan naar mijn eigen land.
Halverwege de ronde besluit ‘Limerick’ me aan te vallen waar het echt pijn doet. “Jij bent echt geen single handicapper”, roept hij als ik voor de zoveelste keer mijn bal over de green heen top. “Ik heb al twee pints op in de tijd die het jou kost om je bal te zoeken”, vuur ik terug, waarop hij prompt zijn volgende bal het water in slaat. Het is een flinke uitdaging om niet om te vallen van het lachen elke keer dat ‘Limerick’ een volgende barrage beledigingen mijn kant op schiet. De droge humor spat ervan af, en Richie legt me tijdens het rijden uit dat ‘Limerick’ het heerlijk vindt om eens echt los te gaan. “We spelen vaak met een Duitse vriend, maar die kan er niet zo goed tegen als jij”, zegt hij met een grote grijns.
Ik heb van de misère bijna mijn golfclubs verkocht
Op hole 18 staan ‘Limerick’ en ik met de armen om elkaars schouders na te praten over onze tekortkomingen. We houden de gezichten strak tot de pint in het clubhuis, waar we gierend van het lachen beamen dat we allebei nog nooit zoveel lol hebben gehad tijdens een rondje golf. Aan onze scores is het dan ook te zien: hij is niet tevreden, ik heb van de misère bijna mijn golfclubs verkocht. Paddy heeft het spektakel van een afstandje bekeken en wanneer ‘Limerick’ opstaat, roept hij hem achterna: “Hij kan je redelijk bijhouden, vind je niet?”