Doel
Je leert vanuit verschillende liggingen je bal te spelen. De downhill-ligging en de uphill-ligging, je bal onder je voeten en je bal boven je voeten.
Uitvoering
Bij een downhill-ligging komt de bal er vaak lager en hard uit. Dat corrigeer je door enkele aanpassingen in je set-up en je swing. Zorg ervoor dat je lichaam parallel aan de helling staat. Je bladpositie is open en in je achterzwaai ga je wat steiler omhoog. Het allerbelangrijkste van dit schot is dat je door de bal heen de helling blijft volgen. Dus probeer niet naar achteren te vallen om de bal omhoog te helpen. Dus let op: lichaam parallel aan de helling, een steilere opzwaai en de helling blijven volgen. Ligt je bal boven je voeten, dan is het belangrijk om te weten dat de bal graag naar links wil vertrekken. Dit komt omdat de loft van de club naar links wijst. Dat moet je corrigeren door iets meer rechts van het doel te mikken. In de set-up gaan we iets meer rechtop staan, waardoor de zwaai wat ronder wordt. Een veelgemaakte fout is dat de club te vroeg het zand in komt, omdat de bal hoger ligt. Wees daar alert op. Dus oplijnen iets rechts van het doel, wat meer rechtop staan en de swing maken. Bij de uphill-ligging wil de bal er vaak hoger en zachter uitkomen. Je kunt de uphill-ligging op twee manieren spelen. Je kunt met de helling mee staan of er tegenin hangen. Het gevaar van met de helling mee staan, is dat de club heel veel loft krijgt. Dus je kunt ook met een andere wedge spelen. Je zet je schouders en je heupen parallel aan de helling en je zwaai volgt het zand. De volgende optie is tegen de helling in. Je gewicht zal wat meer op je linkervoorvoet liggen. Je staat tegen de helling. Het nadeel hiervan is dat je nauwkeuriger moet zijn met waar je het zand raakt. Dus set-up tegen de helling en sla mooi door de bal heen. Bij de ligging met de bal onder je voeten wil de bal een fractie naar rechts eruit komen. Dit pas je al aan in de set-up door op te lijnen net links van het doel. In de beginhouding is een ding heel belangrijk: je gaat veel breder staan, zodat je bij de bal kunt komen. In het schot wil je die diepte behouden, anders ga je de bal toppen. Dus je gaat breder staan, je zit wat dieper en je slaat de bal meer vanuit het bovenlichaam.