Hoe word ik het type speler dat onverstoorbaar door de baan gaat, niet per se gezellig doet en zich louter en alleen focust op de eerst volgende slag? Ik google wat en kom uit bij een aansprekend betoog van sportpsycholoog Mitchel Kevenaar, in zijn jonge jaren nationale selectiespeler en nu steun en toeverlaat voor golfers met mentale worstelingen. Zelfs Joost Luiten behoorde tot zijn clientèle. Op de The Dutch Academy, waar hij resideert, leg ik mijn gêne af en beken dat ik ongedurig ben, meer van mijzelf eis dan ik kan waarmaken en snel word afgeleid door mijn omgeving. Help, hoe word ik ooit die steady bogeyspeler?!
Ik vertel hem ook eerder te gaan voor een gewaagde slag dan voor een veilige approach, want ik wil niet laf zijn. “Oké, maar wil je dan wel die steady speler worden?”, reflecteert Mitchel. “Of geniet je in werkelijkheid meer van die spectaculaire ballen en neem je de faliekante missers op de koop toe?” Ik wacht met het antwoord, want ik weet het niet. Mitch gaat verder: “Neem een beslissing, want je streeft een doel na en dat wil je halen. Je persoonlijkheid is stabiel, maar jouw gedrag kan je wel degelijk strategisch aanpassen. Als je kiest voor groots en meeslepend spelen beleef je glorieuze momenten, maar de decepties zullen talrijker zijn en uiteindelijk levert dat een onbevredigende kaart op. In golf word je nu eenmaal meer bestraft dan beloond, maar zelfs als je zogenaamd op safe speelt, zitten er heus spectaculair goede ballen tussen.”
Sportpsycholoog Mitchel Kevenaar drukt Jan van Galen met de neus op de feiten: wil je glorieus of solide spelen?
Mitch stelt me gerust. Ik ben niet de enige golfer die hiermee tobt. “Golf is een hartstikke wisselvallig spelletje. Voor iedereen. Bij de aller-, allerbeste spelers is het verschil tussen hun beste en slechtste ronde soms vijftien slagen. Ze eindigen met 63, maar de volgende keer zijn het er zomaar 78! Wat mag jíj dan van jezelf verwachten? Met het nieuwe WHS-systeem wordt het anders, maar tot nu toe is je handicap gebaseerd op je beste spel, want je gaat hard omlaag en langzaam omhoog. Dat is alleen geen reëel beeld. Als je in tien rondjes eenmaal je handicap verbetert en twee keer in je buffer blijft, is dat gemiddeld. Dus zeven keer speel je zogenaamd niet goed. Tja. Het nieuwe systeem is reëler. Veel mensen zullen bijvoorbeeld van handicap 18 naar bijvoorbeeld 22 of 23 gaan.”
Hij vindt het dan ook geen goed idee dat ik mijn challenge van 100 dagen wil afsluiten met een alles of niets wedstrijd op een grote, moeilijke baan, waarin ik de beoogde handicap 18 dan móet halen. Maar, houd ik toch vast aan mijn deadline, dan raadt Mitch mij aan serieus werk te maken van mijn routines, zodat mijn focus verbetert en ik minder last krijg van zaken om mij heen. Daarnaast moet ik minder bezig zijn op de veilige drivingrange, maar meer onder druk trainen, zodat je beter bent voorbereid. Richt je op situaties in de baan. Doe allerlei wedstrijdjes met je maten. Wie slaat de beste chip, de beste pitch, wie wint het putten, wie slaat de verste drive? En daar dan beloningen en straffen opzetten, zodat het vervelend is als je mist. “Verder heb je keurig alle vragen gesteld die in golfers opkomen”, schertst Mitch nog even. “Je bent net een mens!” Dat wilde ik even horen.