Golf is de sport van de hoop. Je hoopt je handicap te verbeteren, je hoopt in ieder geval in je buffer te blijven, je hoopt de ballen goed te raken, je hoopt dat een vervelende bounce uitblijft, je hoopt dat een windvlaag jouw bal niet meeneemt en je hoopt dat die putt valt. Je hebt je goed voorbereid, je verkeert in de juiste spirit, maar je leeft van slag naar slag.
Mijn hoop is broos. Na een foute slag blijf ik nog hangen in gevoelens van onkunde. Maar daar werk ik aan. De lessen van pro Jan Zwemmer op Amsteldijk hebben al meer zelfvertrouwen gebracht. Mijn swing is wat vaster geworden, ik sla iets verder en er schuilt meer rust in mijn spel. Dat merk ik in de baan. Mijn handicap is van 26 naar 23 gezakt, denk ik, want qualifying spelen stel ik nog maar even uit. De baan werkt bovendien ook niet mee met dit weer. Ik koester de hoop dat ik daadwerkelijk na 100 dagen uitkom op handicap 18. Máár…. dan moet mijn shortgame wel een stuk beter worden. Nauwkeuriger putten, gerichter chippen, adequater pitchen, daar zit de winst, heb ik nu wel begrepen.
Jan werkt met de Toptracer aan mijn zwakste slag, de pitch. Dat gaat met deze vernuftige technologie zeer gericht, want na elke slag laat het scherm zien hoever je ballen komen, hoe hoog ze gaan, hoe snel ze vliegen en waar ze exact landen. Jan verduidelijkt: “Het is niet meer lukraak slaan, of een gok nemen. Je leert met welke club en in welk tempo je de bal het beste vlak bij de vlag kunt slaan. Het wordt als in je auto stappen, dat doe je steeds op dezelfde manier en het gaat nooit fout. Die zekerheid krijg je ook bij het pitchen.”
Onder het oog van de meester sla ik eerst wat afzwaaiers, maar langzaamaan tekent zich een consistenter beeld af op het scherm. Jan laat mij om en om series pitches slaan met mijn S en mijn P, waarbij mijn swing op de imaginaire wijzerplaat van 9 tot 3 reikt. Telkens dezelfde standaardbeweging en in mijn hoofd herhaal een simpele mantra: een-en-twintig….twee-en-twintig, opnieuw en opnieuw. Het voelt al snel meer lichaamseigen en ik vergeet te piekeren. Jan maakt wat filmpjes en toont wat er beter kan. De swing moet het ritme hebben van de klepel in de klok. De zwaartekracht doet het werk.
Hij doet het nog eens voor. En nog eens. Dan moet ik weer. Ik voel meer controle. Bij de S ploft de bal nu rond 50 meter dood neer en bij mijn P rond de 60 meter. Dat weet ik dus nu. Ik moet dit ook beheersen met een lob wedge en een cap wedge voor kortere precisie, maar die heb ik nog niet aangeschaft. De 9 is er natuurlijk voor een langere vlucht. Een pitchswing van 9 tot 12 geeft nog meer mogelijkheden om de vlag gericht aan te vallen, maar dat is voor een volgende les.
“En oefen je pitches vanaf nu op de Toptracer”, geeft Jan me nog mee. ‘Het is een cliché, maar meten is echt weten en straks sla je elke bal waar je ‘m wil hebben”. Binnekort loop ik met makker Robby een rondje Amsteldijk. Daar kijk ik hoopvol naar uit.