“Voetballen is simpel”, orakelde Cruijff eens, “maar het moeilijkste wat er is, is simpel voetballen”. Bij golfen is dit misschien nog wel sterker het geval. De bal moet slechts van A naar B, van de afslagmat naar dat cupje in de green verderop. Maar man, man, hoe moeilijk is dat!?!
Steeds weer opnieuw een vloeiende swing produceren is al ondoenlijk en dan komen daar nog eens die ontregelende pitches, chipjes en putts bij. En toch... soms heb je zo maar een par te pakken. Dan klopt alles en je denkt: “Hé, nú heb ik het!”, om de volgende hole weer een dubbel bogey te noteren, of erger. Je zit vol met vragen. Hoe voorkom je eerst de grond te raken en dan pas de bal, hoe draai je je heupen beter in en waarom kom je toch telkens weer te vroeg omhoog?
Jan Zwemmer, mijn pro bij Golf Amsteldijk, heeft inmiddels al vijf keer gesleuteld aan mijn swing. Hij heeft de puzzelstukjes van mijn houding, grip, begin- en eindstand bijeengesprokkeld en probeert er nu een fraai plaatje van te maken. Fysieke mogelijkheden en blessuregevoeligheid zitten ook in zijn analyse. Om mijn doel te halen – een solide bogeyspeler worden – ben ik zeker niet te oud, maar mijn lenigheid mag wel wat beter, zegt hij. Ik moet echt blijven lessen, oefenen, oefenen, oefenen en werken aan mijn motivatie. “Reken jezelf niet steeds af op de mindere ballen die je slaat, maar kijk naar de betere ballen die er ook genoeg tussen zitten. De juiste moves gaan we er rustig inslijpen. Je spieren moeten leren om telkens weer hetzelfde te doen. Nu gebruik je ook je spiergeheugen, maar daar zitten vooral de herinneringen aan verkeerde slagen. Die slijpen we eruit, de nieuwe, de goeie slijpen we erin”.
Golfpro Jan Zwemmer doet het even voor.
Hoewel rebelleren tegen leraren mijn tweede natuur was en ik school een hinderlijke onderbreking vond van een leuk leven, hang ik nu aan mijn meesters lippen. Van zijn instructies maak ik nauwgezet aantekeningen in mijn hoofd, die ik – eenmaal thuis – uitwerk in een dagboekje. Voor ik de baan opga lees ik passages terug, prent het me in en probeer het weer los te laten als ik op de tee sta. Zo ook vandaag op Amsteldijk waar ik met mijn golfgabber Robby goed geluimd een rondje loop. Op hole 1, een par 3 van 120 met een bunker rechts, sla ik de bal met een ijzer 6 achter op de green en met een lange putt en een intikker scoor ik een lekkere par. Hole 2, een lange par 4, de moeilijkste van allemaal, met een dogleg naar links, bunkers in de hoek van de fairway en een sloot vlak voor de green, die ook nog eens op een helling ligt, finish ik niet onverdienstelijk met twee boven par. Bij hole 3, een lange par 5, met dogleg naar rechts en bunkers rondom, ga ik volledig de mist in. Ik denk weer te veel na, verkramp, kom te vroeg op, sla in de grond. Maar een bekend gevoel van misère blijft uit en een zweem van euforie over hole 1 en 2 overheerst. Dat is iets om mijn pro te vertellen en als een kind dat naar complimentjes hengelt, hoor ik hem zeggen: “Hé, je pikt het op!”